Terug naar Kennisbank

Derde prijs door Femke van Wijhe

Gepubliceerd op 2021-11-11

Ik heb een baasje in mijn buik!

‘Kijk, hier ziet u de armpjes en dit zijn de beentjes,’ wijs ik op het scherm. Het aanstaande ouderpaar kijkt belangstellend toe. De man met zijn hand op de hand van de vrouw. Samen kijken ze naar het kleine wondertje dat zich in de buik van moeder bevindt. Verwonderend over hoe klein en mooi alles is. En ik bewonder en geniet met ze mee. Wat is het toch mooi om elke dag te mogen zien hoe mooi God dit allemaal maakt! ‘Nou, dat ziet er allemaal goed uit! U mag uw shirt weer omlaag doen, hoor. Dan kan u bij de balie een afspraak maken voor de volgende keer!’ Als de man en vrouw vertrokken zijn, ruim ik alle spullen op. Zo, dat was het weer voor vandaag.

Om kwart voor zes draai ik mijn autootje mijn straat in. Zo, lekker thuis! Ik graai in mijn tas naar de sleutel en open de deur. Vermoeid plof ik op de bank neer. Vanavond ga ik naar mijn zus, die in verwachting is van haar eerste kindje en ik zou vanavond helpen om de babykamer op orde te maken. Wacht, ik zit hier nog steeds in mijn werkkleren, laat ik me eerst maar eens omkleden. Even later kom ik in wat makkelijkere kleren naar beneden. Oeps, het is al zes uur, laat ik maar snel gaan eten! Nadat het eten op is, ik geëindigd heb voor de maaltijd, de vaatwasser heb ingeruimd en de boel opgeruimd, is het half zeven. Ik heb om zeven uur afgesproken met mijn zus, dus als ik nu vertrek, ben ik ruim op tijd. Als ik de deur achter me dichttrek, zie ik ineens mijn buurvrouw en eveneens vriendin Marjolein die in haar tuin bezig is. ‘Dag Marjolein, wat ben je ijverig bezig! Hoe is het met jou?’ ‘Ha, Lotte! Leuk je weer eens te zien!’ antwoord Marjolein. ‘Het gaat goed met mij hoor, en met jou?’ ‘Ja, goed! Het leven gaat gewoon zijn gangetje,’ antwoord ik. ‘Nou, wat je een gangetje noemt,’ zegt Marjolein. Haar gezicht begint te stralen. ‘Weet je, ik ben in verwachting! Ik had het al wat eerder willen vertellen, maar we hebben elkaar zo lang niet gezien,’ vertelt ze stralend. ‘Gefeliciteerd meid, wat leuk!’ reageer ik enthousiast, terwijl ik me ook een beetje schaam. Het is inderdaad heel lang geleden dat ik Marjolein echt heb gesproken, dat komt mede doordat we precies na elkaar vakantie hadden. ‘Hoe ver ben je al?’ vraag ik dan.

‘Hoe ver ben je nu?’ vraag ik aan Lisa, terwijl ik een stuk behang insmeer met lijm. ‘Ongeveer 25 weken,’ zegt mijn zus trots. ‘Dat schiet al aardig op dan! Wat vindt Rob ervan?’ vraag ik. ‘Rob? Die wordt veel te verwaand, als ‘aanstaand pappie’, zoals hij het zelf noemt,’ lacht Lisa. Ik lach vrolijk mee. ‘Haha, wat een woorden voor zo’n broekie! Weet je, ik sprak Marjolein, mijn buurvrouw, net nog even en ze vertelde dat zij ook een kindje verwachten!’ ‘Wat leuk zeg! Hun tweede, toch?’ reageert Lisa. ‘Klopt. Ik pas wel eens op hun oudste meisje, Chloë. Echt een schatje.’ Zorgvuldig beplak ik het laatste stukje lege muur met een reep behang. Tevreden bekijk ik het geheel. ‘Top, Lot!’ zegt Lisa enthousiast. ‘Nu is het koffietijd!’ achter elkaar lopen we de trap af, naar de keuken. Daar zit Rob te werken. ‘En hoe is het met ons aanstaande vadertje?’ vraag ik plagend. Lachend draait Rob zich om. ‘Goed hoor! Tja, ik hoef eigenlijk niet zo veel te doen!’ ‘Oh, wel de lusten, maar niet de lasten!’ roept Lisa verontwaardigt. ‘Kalm, kalm, Liesje! Vooruit, ik zal de luier van Humpie wel een keer verschonen,’ zegt hij plagend. Lisa wil protesteren, maar Rob smoort haar protest met een dikke kus. Lachend kijk ik toe. ‘Zo, genoeg geknuffeld en gekust. Zeg op, hoe werkt dit koffiezetapparaat?’

Het is zaterdag en erg mooi weer, dus ik besluit dat het tijd is om mijn tuin een beetje bij te werken. Ik trek oude kleren aan, zoek alle benodigdheden op en stort me vol goede moed op het onkruid dat mijn tuin al een veel te lange tijd siert. Zo, dat schiet al aardig op, zie ik een half uurtje later. Nog een klein stukje, dan is het klaar. Misschien is het leuk om wat plantjes te halen en die te planten, bedenk ik me opeens. Dat fleurt de boel een beetje op. Straks maar even naar de Intratuin. Daar hebben ze vast iets leuks. En inderdaad, als ik een uurtje later door het grote tuincentrum loop, heb ik al gauw gevonden wat ik zocht. Ik loop richting de kassa. Hé, daar staan leuke bossen bloemen! Gemengde bossen met roze en blauwe bloemen. Ik kan er wel een meenemen voor Marjolein, dat zal ze vast leuk vinden. In haar huis is altijd wel een vaas met bloemen te vinden. Ik pak een bos en reken af bij de kassa. Mijn oog valt op een inpaktafel en ik kom op het idee om de bos leuk in te pakken, met lintjes en al. Vijf minuten later heb ik spijt van dat besluit, want blijkbaar was ik vergeten wat een gepriegel het is om een plasticje om een bos bloemen te krijgen, en dan moeten de lintjes nog… Maar na een hoop gepriegel en wel tien keer opnieuw te zijn begonnen, ben ik tevreden. Ziezo, ik heb een leuk cadeautje. Nu snel naar huis, de plantjes in de grond zetten en dan ga ik even bij Marjolein langs.

De plantjes staan in de grond, de rommel is opgeruimd en ik heb gedoucht. Inmiddels is het al half één. Laat ik eerst die bos bloemen maar naar Marjolein brengen, dan kan ik daarna wel eten. Gewapend met de bos bloemen loop ik naar de buren en bel aan. Ik moet even wachten, maar dan gaat de deur open en zie ik de gestalte van Marjolein in de deuropening. ‘O, ben jij het, Lotte?’ ‘Ja, in hoogst eigen persoon,’ lach ik. Ik kom even een bloemetje brengen. Van harte gefeliciteerd, meid!’ ‘Wat leuk! Kom binnen!’ Het valt me op dat Marjolein een beetje timide klinkt. Ze probeert het te verbergen, maar toch merk ik het. Zou er iets aan de hand zijn? Ik probeer mijn gedachtes van me af te zetten en loop achter mijn vriendin aan naar binnen. ‘Wil je koffie?’ vraagt Marjolein. ‘Ja, lekker,’ antwoord ik. ‘Heb je ergens een vaas? Dan kan ik deze bloemen even neerzetten.’ Marjolein denkt even na. ‘In de trapkast in de hal staat er denk ik wel eentje,’ zegt ze. Ik loop naar de desbetreffende kast en inderdaad, daar staat een vaas. Als de bos bloemen in de vaas staat, is Marjolein klaar met koffie zetten. Samenlopen we naar de kamer en ploffen we op de bank neer. ‘Zo, dinsdag hebben we elkaar wel even kort gesproken, maar ik wil graag uitgebreid van je horen hoe het met je gaat,’ zeg ik en ik kijk mijn vriendin aan. ‘Ja, wel goed,’ zegt ze, maar ik hoor dat haar stem trilt. Afwachtend kijk ik haar aan. Dan barst ze in huilen uit. Ik sla een arm om haar heen en laat haar even uithuilen. ‘Wat is er?’ vraag ik dan. Mijn vriendin zucht en zegt dan: ‘Het kindje. Het kindje dat Sam en ik verwachten, is gehandicapt. En nu… nu wil Sam dat ik het weg wil laten halen. Hij zegt dat we dat niet vol kunnen houden, een gehandicapt kindje. En hij heeft gelijk ook, denk ik!’ na deze woorden barst Marjolein weer in snikken uit. Ik wieg haar zachtjes heen en weer. Als ze iets rustiger is, durf ik een vraag te stellen. ‘En jij dan, Marjo? Wat vind jij ervan?’ Marjolein haalt haar schouders op. ‘Ik weet het niet. Het liefst wil ik het houden, ik houd nu al zielsveel van het kindje, maar ik vraag me af of ik het volhoud. Het schijnt dat het heel intensief is. En hoe moet ik het volhouden als Sam niet achter de zwangerschap staat? Dat kan ik niet, echt niet!’ na deze woorden verbergt ze haar gezicht in haar handen en huilt opnieuw. Ik voel een diep medelijden met mijn vriendin in mijn binnenste. En aan de andere kant voel ik me ook boos worden. Hoe kan je erop komen om zo’n mooi, klein leventje wreed weg te rukken uit de moederschoot? Ik moet denken aan een echtpaar waaraan ik pas het afschuwelijke nieuws moest vertellen dat hun kindje niet meer leefde. Wat een tegenstrijdigheid is het toch, de een krijgt een miskraam terwijl ze als ouders zo uitkeken naar de baby en daar tegenover moeders die het kindje weg laten halen als afval, omdat ze het niet willen! Ik sluit mijn ogen een moment en denk na wat ik het beste kan zeggen. ‘Maar Marjo, je kan het toch niet zomaar weg laten halen? Dat is toch gewoon moordt?’ fout, helemaal fout! Dit had ik niet moeten zeggen. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Denk dan beter na! Zeg ik tegen mezelf. Marjo kijkt me aan. ‘En wat dan? Een kind krijgen waarvan de vader het helemaal niet wil hebben? Moet ik dat mezelf aan doen?’ ik bijt op mijn lip. Dit is een van mijn zwakke kanten, toegeven dat ik iets stoms heb gezegd. Ik haal diep adem en zeg dan: ‘Sorry, Mar. Dat was niet de juiste reactie. Het spijt me.’ Het blijft akelig stil na mijn woorden. Marjolein droogt haar tranen en snuit haar neus. ‘Ik had jou hier niet mee moeten lastigvallen. Dit is een zaak tussen mij en Sam,’ zegt ze. Het klinkt erg koel. Ik blijf nog even zitten, maar dan houd ik het niet langer meer uit. Het lijkt alsof een onzichtbare hand me het huis uit drijft. Ik sta op, neem afscheid van Marjolein en loop dan naar mijn eigen huis. Daar plof ik op de bank neer en verberg mijn gezicht in mijn handen. Wat ben ik nou helemaal voor vriendin?! In plaats van mijn vriendin te steunen, maak ik alleen maar stomme opmerkingen. Maar wat had ik dan moeten zeggen? Het wordt alleen nog maar een grotere chaos in mijn hoofd. Ik moet iets anders gaan doen, zo wordt het ook niet beter. Ineens weet ik het. Ik ga naar Lisa. Snel trek ik mijn schoenen weer aan. Ik stap in mijn auto en rijd naar het huis van mijn zus. Nu maar hopen dat ze thuis zijn.

Een stuk beter in mijn vel rijd ik ’s avonds weer terug naar huis. Lisa was alleen thuis. Stiekem vond ik dat best fijn. Ik had het hele verhaal aan mijn zus verteld. Het voelde fijn om alles eruit te gooien. Daarna had Lisa haar arm om mij heen geslagen en me heen en weer gewiegd. ‘Lotje toch,’ zei ze, mijn koosnaampje dat alleen zij vroeger mocht gebruiken. ‘Wat naar allemaal. En jij zit er tussenin.’ Ze had me precies begrepen. We hadden er nog lang over doorgepraat, totdat we erachter kwamen dat het al zes uur was. Lisa had me uitgenodigd om te blijven eten en dat voorstel had ik met beide handen aangegrepen. Het was een gezellige en fijne avond geworden. En ik voelde me helemaal blij toen ik een appje van Marjolein kreeg: ‘Sorry. Was een beetje over m’n toeren. Morgen praten?’ Ik heb geantwoord met: ‘Is goed, rond een uur of twaalf? Ik ga eerst naar de kerk.’ Het antwoord liet zich niet lang wachten. Een duimpje omhoog. Tevreden had ik mijn telefoon weggestopt. Het is al elf uur als ik thuiskom en ik besluit meteen naar bed te gaan. Eenmaal in bed blijf ik nog lang woelen en draaien. Stiekem zie ik erg op tegen morgen. Wat moet ik als christen tegen een niet-christen zeggen als het over abortus gaat? Mijn buren staan zo anders in het leven als het over zulke onderwerpen gaat. Ik vouw mijn handen en bid God om kracht en wijsheid voor het gesprek morgen.


Toch wel een beetje zenuwachtig bel ik de volgende dag aan bij mijn vriendin. De deur zwaait open. ‘Welkom, leuk dat je er bent!’ Marjolein dirigeert me naar de kamer en wuift mijn aanbiedingen om te helpen af. ‘Ga jij nou maar lekker zitten,’ zegt ze. Uiteindelijk loop ik maar door naar de kamer, waar Sam ook al op de bank zit. Ik slik even. Ik had er niet op gerekend dat Sam er ook zou zijn. Dat zal het gesprek vast een stuk moeilijker maken. Even later komt Marjolein binnen met koffie en koek. Als we allemaal zitten, neemt Sam het woord. ‘Ik hoorde van Marjolein dat ze jou verteld heeft over ons kindje en dat we het weg willen laten halen. Jij was het daar niet mee eens. Vertel, waarom niet?’ Ik haal een keer diep adem en begin dan. ‘Ik ben van mening dat een abortus niet de manier is om met een kindje om te gaan. Laten we er niet omheen draaien, je vermoordt het kindje bij een abortus. Ik geloof dat dat niet is hoe God wil dat we met mensen, hoe klein ze ook zijn, omgaan. Ik snap dat het heel wat is om een gehandicapt kindje te krijgen, maar er zijn heel veel mensen die dolgraag met jullie zouden ruilen. Die pas hun kindje verloren hebben.’ ik stop even. Meteen zegt Sam: ‘Wij zijn geen christenen, dus ik laat je standpunt over jouw God even rusten. En dat wat je zei over moord, zo’n baby leeft toch nog niet echt? Het is nog niet eens geboren, het kan niet nadenken. Dan is het toch nog geen echt mens?’ Ik laat hem rustig uitpraten en zeg dan: ‘Zeker wel. Wist je dat het hartje van een foetus al klopt vanaf ongeveer zes weken? Het leeft dan wel degelijk!’ Ineens moet ik denken aan de preek van vanmorgen over psalm 139. Ik pak mijn mobiel uit mijn tasje en open mijn bijbelapp. ‘Ik wil jullie graag iets voorlezen uit de bijbel, een stukje uit psalm 139,’ zeg ik en ik lees vers 13 tot en met 16 voor. ‘De dichter van deze psalm zegt dat God hem gezien heeft vanaf de moederschoot af, vanaf het allereerste begin af,’ vertel ik. ‘Die dichter had zeker een leven dat over rozen ging,’ antwoord Sam bitter. Hij kreeg vast geen gehandicapt kind.’ Ik schud mijn hoofd en zeg: ‘De dichter, David heet hij, had juist een heel moeilijk leven,’ en ik vertel over alle moeilijkheden die David meegemaakt heeft. ‘Oké…,’ is het enige wat Sam zegt. Naast hem zucht Marjolein eens diep. ‘Bedankt voor je gesprek,’ zegt Sam. Ik kan nou niet zeggen dat ik nu van die abortus afzie, maar we zullen we nog eens over praten.’ Ik voel dat het gesprek nu afgelopen is. Ik had nog veel meer willen zeggen, maar nu is niet het goede moment. Later misschien. En zo komt het dat ik tien minuten later weer thuis ben. Ik voel me niet tevreden. Heb ik niet het verkeerde gezegd? Wat kunnen zij als niet-christenen hier nou mee? Had ik meer over de praktische kant moeten praten? Met een hoofd vol vragen maak ik me klaar om opnieuw naar de kerk te gaan.

Als ik de volgende dag uit mijn werk kom, haal ik eerst de brievenbus leeg. Hé, een foldertje van de NPV. Ineens weet ik het. Dit is de oplossing! Dit hebben Marjolein en Sam nodig! De NPV kan hen helpen, in de zwangerschap en daarna! Zouden ze dan het kindje wel willen houden? Ik heb vanmorgen nog een appje van Marjolein gehad. Ze had gisteren nog een lang gesprek met Sam. Hij vond dat ik een mooi verhaal had opgehangen, maar zag het toch nog steeds niet zitten. ‘Je wil niet weten wat een stress zo’n kind in huis haalt,’ zei hij. De woorden deden pijn. Hoe kan je zo over een waardevol mensenleven praten? Marjolein had niet tegen hem in durven gaan en ze bedankte me voor mijn pogingen om Sam op andere gedachten te brengen. Meteen loop ik naar het huis van Sam en Marjolein en bel aan. Niemand doet open. Ze zullen toch wel thuis zijn? Ongeduldig wiebel ik heen en weer. Nog eens druk ik op de bel. Het blijft stil. Ineens zie ik dat hun auto ook niet op de oprit staat. Ze zullen wel weg zijn. Even overweeg ik de folder door de brievenbus te geven, maar ik besluit uiteindelijk dat ik hem toch liever zelf geef. Dan kan ik meteen nog het een en ander uitleggen over de NPV. Dan trilt mijn telefoon. Ik kijk op het scherm. Marjolein heeft me een sms gestuurd. Met de folder in mijn hand loop ik terug naar mijn eigen huis. Ik plof op de bank neer en open het bericht. Ik lees: ‘Lieve Lotte, bedankt voor alles wat je geprobeerd hebt. Sam ziet de zwangerschap niet zitten, dus we zijn nu op weg naar de kliniek. Het is beter zo. Marjolein.’ Als versteend blijf ik op de bank zitten. Nee… dit kan niet. De oplossing is zo simpel! Wat heb ik gefaald! Waarom heb ik niet eerder aan de NPV gedacht? Even overweeg ik om Marjolein een bericht te sturen dat ik de oplossing heb, maar meteen besef ik dat ze daar echt niet voor terug komen. De tranen springen in mijn ogen. Nu wordt het kindje wreed gedood, vermoord! Dat kan toch niet Gods bedoeling zijn? Ik sluit mijn ogen en bid om redding, voor Marjolein, Sam en hun kindje. Als ik mijn ogen daarna open, voel ik me een stuk rustiger. Nu mag ik het overgeven aan God. Ik kijk naar buiten. De zon schijnt en ik besluit om buiten te gaan zitten met een heerlijk boek op mijn schoot. Vijf minuten later heb ik mezelf geïnstalleerd met boek en koffie in een tuinstoel. Ik doe mijn ogen even dicht en geniet van de zon die op mijn gezicht schijnt. Heerlijk. Ineens hoor ik een ander geluid. Ik schiet overeind en luister nog eens. Ja, ik hoor een auto op de oprit van de buren! Ik vlieg naar de keuken, gris de folder van het aanrecht en loop zo snel mogelijk naar de weg. Ja hoor, daar staat de auto van Marjolein en Sam. Ik zie Marjolein in de auto en Sam rent haastig het huis binnen. Ik tik op het raam aan Marjo’s kant. Het raampje gaat open. ‘Marjo, ik weet het! Ik heb iets wat jullie kan helpen!’ ik steek de folder omhoog. ‘De NPV wil jullie helpen,’ zeg ik, terwijl ik de folder aan Marjolein overhandig. Marjolein pakt hem aan en bekijkt hem belangstellend. Haar ogen beginnen te glanzen. ‘Lot… betekent dit dat ik mijn kindje mag houden?’ vraagt ze. Ik zie de hoop in haar ogen. ‘Overleg met Sam! Misschien wil hij nu wel!’ zeg ik hoopvol. Marjolein opent het portier van de auto en loopt zo vlug mogelijk naar binnen. Ik hoor haar stem Sam roepen en ik knijp mijn handen samen. O God, laat Sam de waarde van het ongeboren leven zien! Ik hoor de spanning in de stem van mijn vriendin als ze Sam verteld van de NPV. ‘Zij kunnen ons helpen, Sam. Echt! Alsjeblieft, laten we het proberen!’ haar stem klinkt smekend. Ik voel me teveel, ook al zie ik ze niet en zij mij niet. Ik draai me om en loop terug naar huis, al biddend om een goede afloop. Thuis plof ik op de tuinstoel neer. Lezen kan ik niet, niet terwijl in het huis naast me een vrouw vecht om het leven van haar kind. Langzaam verstrijkt de tijd. Een kwartier, half uur, een uur. Nog steeds geen teken van leven. Ik sta op en kijk of de auto er nog staat. Gelukkig, hij is er nog! Dat betekent dat ze nog niet naar de kliniek zijn. Ik ruim de tuinstoel op en bedenk dat ik maar beter eten kan koken.

Ik ben net klaar met koken als de deur openvliegt. ‘Lot, Lot!’ meteen herken ik de stem: Marjolein! ‘Ja, en?’ vraag ik vol spanning. Mijn vriendin valt me om de hals. ‘Lot, er is zojuist een wonder gebeurt. Sam wil het kindje houden! Echt waar!’ en ze barst in huilen uit. Ook ik krijg tranen in mijn ogen. ‘Wat fijn, Mar! Wat fijn! Dank u wel, God!’ Marjolein kijkt me opeens aan. ‘Ik heb ook tot God gebeden of ik het kindje zou mogen houden. Heeft hij dan toch nog naar mij geluisterd?' ik knik. ‘Ja, Marjo. God is goed!’ samen huilen we van blijdschap over dit goede nieuws. ‘Wat een toeval dat ik mijn paspoort was vergeten! Nu leeft het kindje toch nog!’ zegt Marjolein blij. Ik schud mijn hoofd. ‘Dat is geen toeval. Dat heeft God zo bestuurd.’ Op dat moment zie ik Marjoleins buik bewegen. Haar ogen stralen. ‘Geen baas in eigen buik, maar ik heb een baasje in mijn buik!’

Volg ons op Instagram voor inspiratie tijdens je koffiepauze.

Volg ons: rmu.nu