Slecht nieuws gesprek
Het is de middag van de tweede Pinkerdag. Het is prachtig weer. De zon staat hoog aan de hemel en schijnt uitbundig. Het is druk op de weg met fietsers. Mensen die het er van nemen met dit mooie weer om erop uit te gaan. Vaders, moeders, kinderen, ja hele gezinnen zijn er deze dag, onder andere op de fiets op uitgetrokken. Dan komt er een melding. Of wij naar een adres willen gaan om daar een ‘slecht nieuws gesprek’ te willen gaan voeren.
Op het adres wonen een man en vrouw van middelbare leeftijd. De kinderen zijn inmiddels getrouwd en het huis uit. De collega op de meldkamer zegt dat bij een ernstig verkeersongeval de dochter en kleinzoon van het echtpaar om het leven zijn gekomen. Hun schoonzoon en andere kleinzoon zijn zwaargewond geraakt. Ze zijn aangereden op hun fietsen door een automobilist.
We rijden naar het opgegeven adres. Op ons bellen wordt de deur niet open gedaan. Kennelijk zijn ook deze mensen ergens aan het genieten van het mooie weer, niet wetend wat zich eerder op die dag heeft afgespeeld.
We stappen de auto weer in terwijl we met de meldkamer afspreken om aan het begin van de avond nog eens langs het adres te gaan. Op het moment dat we weg willen rijden komt er een auto de straat in gereden. Ik zeg tegen mijn collega dat hij even moet wachten met wegrijden. De bestuurder parkeert zijn auto vlakbij onze auto. Ik zie een man en vrouw van middelbare leeftijd uitstappen en naar de deur lopen waar wij even tevoren hadden staan bellen. Mijn collega en ik stappen uit. De man ziet het en begint gelijk jolig naar ons te roepen. Hij is in een goede bui en heeft kennelijk genoten van het uitje met zijn vrouw. Wij lopen naar de man en vrouw toe. Op dat moment verandert er iets bij het echtpaar. Zijn het onze gezichten die hen iets doet vermoeden? We vragen of we even bij hen binnen mogen komen. De man en vrouw gaan zitten. Het is voor hen duidelijk dat wat wij komen vertellen, voor hen ingrijpend is.
Ik vertel de man en vrouw kort en zakelijk wat er eerder die middag gebeurd is. De vrouw barst in snikken uit, terwijl haar man apathisch voor zich uit staart. Het enige wat hij uitbrengt is: ‘Nee, dit kan niet, nee, nee.’
En dan komen de vragen: wat, hoe, waar en wie… Vragen waar wij geen antwoord op hebben omdat het ongeval zich in een ander deel van ons land heeft afgespeeld. Zo zitten we bij deze verslagen man en vrouw aan tafel.
Je wilt veel, maar kunt zo weinig. Het is mij inmiddels duidelijk geworden dat ze met God en godsdienst niet veel hebben. Ik stel voor om iemand voor hen te bellen die hen verder kan ondersteunen. Ik bel een goede kennis en de huisarts die beiden ter plaatse komen.
Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
Na een goed uur vertrekken wij weer. De zon schijnt nog steeds en het is nog steeds druk met fietsers op de weg. En toch ziet het er allemaal anders uit dan anderhalf uur geleden. Voor ons, maar zeker voor deze man en vrouw. Wegrijdend bij dit adres denk ik aan de woorden van Psalm 23: Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. De laatste woorden van deze tekst is de trouwtekst van mijn vrouw en mij. In stilte bid ik dit intens verdrietige echtpaar, deze troost toe.