Wat reanimaties, schietpartijen en agressie met je doen
Vanachter een kop thee en het nieuws lezend wordt door menigeen regelmatig verzucht dat de samenleving hollend achteruitgaat. En het is echt geen borrelpraat om te constateren dat agressie in allerlei vormen toeneemt. Maar, niet iedereen ervaart dat aan den lijve. Henk wel. In zijn dagelijks werk. En dat maakt het verschil.
Na de middelbare school start Henk als onderhoudsmonteur bij een groot bedrijf. Voor hem overduidelijk niet het werk om tot aan het pensioen te gaan doen. Hij kijkt verder en heeft voor zichzelf wel helder welke kant hij op wil. Zoals hij zelf zegt: “Ik kom zelf uit ‘de gezagsgetrouwe hoek’. Mijn vader was in de naoorlogse jaren werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee. Dat kregen we in het denken over gezag mee. Verder had ik familie bij marine en politie. Mijn keuze was eigenlijk snel gemaakt.” Henk solliciteert bij de politie en wordt als 21-jarige aangenomen. Henk: “In die tijd betekende dat een jaar opleiding tot politieagent, standaard gevolgd door een aantal weken ME-opleiding. Daarna aan de slag in de 7e ploeg om ervaring op te doen op straat”. Die 7e ploeg werkte goed in de praktijk en betekende dat er naast de zes ploegen ingewerkte agenten die roulerend werkten, een ploeg nieuwe collega’s was die onder supervisie van enkele brigadiers straatervaring opdeed.
Praktijk
Straatervaring, hij kan er na 40 jaar voldoende over vertellen. Na een jaar theorie, wetten en instructies, tips en allerlei leermomenten bleek de praktijk toch even schakelen te zijn. Henk: “Onder begeleiding werden we ingewerkt in het politievak. De theorie vertalen naar de praktijk. Omgaan met diverse wapens, met lastige verdachten, situaties op straat, noem maar op. Ik moet zeggen dat dit best spannend was. Vanuit mijn geboorteplaats kwam ik midden in Rotterdam terecht. Dat was toch wel een heel andere cultuur en mentaliteit. Maar het werkte wel om zo het vak te leren. Binnen een half jaar zat ik er gewoon goed in.”
"Als we dan als ME bij de Kuip stonden, kreeg je de hele tijd de vreselijkste ziektes naar je hoofd geslingerd. En meer."
Onregelmatig
Een baan als politieagent betekent onregelmatigheid. Henk kan daarover meepraten: “Wij kenden geen volcontinu-systeem. Eigenlijk was ons systeem er één van ‘regelmaat in de onregelmatigheid’. Om de zes dagen had je een nacht en zo waren al je diensten uitgestippeld. Je wist verder exact waar je aan toe was, voor het hele jaar zelfs. Nu heb ik iedere zes weken een nieuw rooster en is het afwachten hoe dat er weer uitziet. Dat is minder fijn, ook voor je privé-leven.”
Doordat Henk tot enkele jaren terug actief ingezet werd in de ME, was hij ook regelmatig ongepland van huis. Thuis werd dat goed opgevangen: “Als ik dan op zondagavond onverwacht op moest draven als ME-er, zei mijn vrouw ‘ga nu maar, ik red het hier wel’. Ze steunde en steunt me hierin.”
Dat onregelmatige kreeg wel een plekje in hun gezinsleven. Waaraan Henk nooit gewend is geraakt, is de wijze waarop vanuit het publiek gereageerd wordt op die momenten dat hij als politieagent weer in de frontlinie moesten staan. Henk: “Als we dan als ME bij de Kuip stonden, kreeg je de hele tijd de vreselijkste ziektes naar je hoofd geslingerd. En meer. Dat was ik op een gegeven moment zo zat dat ik na 35 jaar uit de ME ben gestapt.”
Heftig
Ruim veertig jaar terug, goed en wel een jaar politieagent, maakt hij al heftige dingen mee. Als ME-er is hij aanwezig bij de rellen als Beatrix koningin wordt. Met extreem geweld tegen de politie: “We hebben gewoon voor ons leven moeten vechten, er was soms geen ruit heel van de politiebussen. We kregen die jaren ongelooflijk veel bagger over ons heen. Vervolgens moest je het zelf verwerken en de volgende dag kon je gewoon weer opdraven. Als je dit niet goed kon verwerken, ging je er binnen een paar jaar aan onderdoor. Dat zag ik ook gebeuren bij collega’s.” Henk is ronduit positief over het feit dat dit nu goed geregeld is. Er zijn bedrijfsopvangteams die na incidenten klaarstaan om agenten op te vangen. Hij is zelf ook een keer buiten bewustzijn geslagen en weet inmiddels uit eigen ervaring hoe belangrijk het is dat er vanuit de organisatie oog is voor alle geweld en agressie. Henk: “Maar ook bijvoorbeeld het verwerken van momenten dat je dode mensen vindt, of uit het water haalt. Een voorbeeldje: als ik in mijn begintijd jaarlijks een keer moest reanimeren, dan was dat veel. Dat deed wat met je, was steeds weer heftig. We hebben er nu 4 – 5 op een dag. Nog zo iets: vechtpartijen, vroeger zo nu en dan, nu dagelijks. Schietpartijen, van iets bijzonders naar onderdeel van je werk door de weken heen. Dat moet je allemaal verwerken.” Henk: “Als je geen manier vindt om er mee om te gaan, dan trek je het niet. Zelf heb ik geleerd om sommige zaken niet toe te laten, een soort schild om me heen te trekken. Daardoor kan ik het ook nadien wel een plek geven en kan ik doorgaan.”
"Henk ziet het om zich heen gebeuren, collega’s die niet meer kunnen relativeren, die opbranden."
Gezag
In de jaren ’80 was er nog een bepaalde vorm van respect voor gezagsdragers. Ook voor de politie. Toch ging het er toen tijdens rellen keihard aan toe en vielen er daadwerkelijk gewonden onder politieagenten. Nu is het geweld van een heel andere orde. Gezagsdragers kunnen veel minder rekenen op een loyale houding en staan nu in het dagelijkse, ‘gewone’ politiewerk continu op scherp omdat agressie altijd en vanuit onverwachte hoek kan opdoemen. Henk: “Als politieagent moet je iedere individuele burger onbevangen benaderen. Als je echter regelmatig te maken hebt met bepaald geweld dat ook nog eens vanuit bepaalde groepen komt, dan moet je uitkijken dat je niet iedereen uit zo’n groep over één kam gaat scheren. Het gevaar van verharding onder politieagenten is daarbij echt aanwezig.”
Henk ziet het om zich heen gebeuren, collega’s die niet meer kunnen relativeren, die opbranden. Jonge agenten die te maken krijgen met een posttraumatische stressstoornis, PTSS: “Ze krijgen gewoon teveel voor hun kiezen in korte tijd. Als je dan geen goed thuisfront hebt, of het niet kunt verwerken, niet kunt loslaten, dan trek je het niet.” Twee zaken zijn wat hem betreft keihard nodig. Als eerste het genoemde thuisfront. “Mijn vrouw vraagt altijd hoe het gegaan is op het werk. Niet alleen als ik met een zichtbare hoofd- of kaakwond thuiskwam.” Als tweede was en is collegialiteit enorm belangrijk: “Dat we er als collega’s steeds voor elkaar waren, heeft me enorm op de been gehouden. Zeker vroeger. Toen kende je elkaar, was je veel meer op elkaar aangewezen dan nu. Als je dan wist dat iemand er even doorheen zat, hield je hem in de luwte zodat hij niet in de hoek zat waar letterlijk de klappen vielen. Dat is nu deels anders omdat je elkaar veel minder kent.”
Verandering
Henk is heel duidelijk: met de kennis van nu zou hij toch weer dezelfde beroepskeuze maken. Het blijft mooi werk. Gemakkelijker is het er niet op geworden en het ontbreken van de vroegere teamgeest en kameraadschap doen daar geen goed aan. Ook de personele onderbezetting niet. In alle voorzichtigheid: “En er is nu in de hele politieorganisatie meer risico op een rotte appel doordat de screening niet meer zo streng is als voorheen. Combineer dat met een grotere afstand tussen leidinggevenden en de werkvloer en het wordt er niet gemakkelijker op voor jonge agenten. Maar, het blijft schitterend werk.”