Sjirk Kuijper: 'Ik vond dat je ook op een kritische manier moest schrijven over het kerkelijk leven.'
Gepubliceerd op 2019-09-05
Sjirk (53) is vanaf 2013 hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Ria Versteegh, die hij leerde kennen tijdens zijn theologieopleiding. Zij doceert Nederlands als tweede taal aan migranten. Samen hebben zij drie dochters. De oudste (23) studeert theologie en de middelste (21) wiskunde. De jongste (19) werkt in de horeca en gaat een toerisme-opleiding doen.
Kunt u iets vertellen over uw loopbaan?
“Ik was me er op de middelbare school niet van bewust dat ik taalvaardig was, en dat dit kansen bood. Mijn taalbeheersing werd vooral als hinderlijk ervaren. Ik was eigenwijs, stelde vragen, sprak docenten tegen. Op school werd altijd gezegd - of dat is wat ik onthield: ‘Jij bent lui en eigenwijs, je zou zoveel beter kunnen als je je best deed’. Dat deed echt wat met mijn geloof. Ik wist niet wat ik kon, en hoe ik God kon dienen. Dus met een vwo-diploma vol exacte vakken (wis-, natuur- en scheikunde) ging ik naar de Evangelische Hogeschool om theologie te studeren, gericht op godsdienstonderwijs. Ik dacht: ‘Dat zal God wel goed vinden’. Achter die keuze zat echt schuldgevoel. Toen ik naast mijn studie ging lesgeven, merkte ik dat ik niet het karakter had om voor een klas met pubers te staan. Ik kende een secretaresse van het Nederlands Dagblad, en die vroeg me op de zaterdag verslagen te schrijven van kerkelijke bijeenkomsten. Bij het ND ontdekten ze toen dat ik goed kon schrijven. Ik ging alsnog naar de School voor Journalistiek, en na een start bij het Gelders Dagblad kwam ik op mijn 28e bij het ND in dienst. Na twee jaar moest ik daar weg, tegen mijn zin. Ik was nog steeds eigenwijs, wilde de krant veranderen, een andere manier van journalistiek bedrijven. Ik vond dat je ook op een journalistieke, kritische en niet verhullende manier moest schrijven over het kerkelijke leven. Niet alleen braaf verslagjes schrijven op een zodanige manier dat de dominees terug lazen wat ze zelf wilde lezen.”
En nu bent u hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad…
“Ik verhuisde naar Friesland voor een baan bij het christelijke Friesch Dagblad en heb daar eigenlijkheid het langste deel van mijn loopbaan doorgebracht. Dat was een goede leerschool. Ik werd eindredacteur en schreef ook commentaren. Ik heb in die tijd een uitstapje gemaakt naar de EO, en een paar jaar gewerkt als woordvoerder voor de ChristenUnie in de Tweede Kamer. In 2010 besloot ik het over een andere boeg te gooien: ‘Ik ga een stil en gerust leven leiden in de Achterhoek. Werk is niet belangrijk, de kinderen wel.’ Het was ook een keuze die was ingegeven door mijn toestand en persoonlijke gevoelens van dat moment. Ik rouwde om het overlijden van mijn moeder en ging reflecteren op mijn leven en loopbaan. In de Achterhoek had ik werk gevonden als woordvoerder bij Waterschap Rijn & IJssel. Maar na zeven weken had ik een arbeidsconflict en zegde ik mijn baan op: we verschilden van inzicht over openheid en eerlijke voorlichting. Toen was het - midden in de crisis - wel even zoeken naar werk. Een jaar later begon ik als als woordvoerder op het ministerie van Infrastructuur en Milieu, terug in Den Haag. Toen kwam de vacature voor hoofdredacteur/directeur vrij bij het Nederlands Dagblad, daar heb ik op gesolliciteerd.”
"Als hoofdredacteur van een christelijke krant moet je over twee hoofdgebieden zelf kunnen schrijven: kerk en politiek."
Hoe bevalt uw werk als hoofdredacteur?
“Ja, het is een prachtig vak en een veelzijdige baan. De tijd in de Tweede Kamer en op het ministerie heeft me veel geleerd over politiek en overheid, maar ook organisatiekundig. En tijdens mijn studie theologie heb ik innig kennis gemaakt met de breedte van christelijk Nederland. Daar heb ik nu veel profijt van. Als hoofdredacteur van een christelijke krant moet je over twee hoofdgebieden zelf kunnen schrijven: kerk en politiek. Ik heb in mijn loopbaan veel stappen gezet waarvan ik aanvankelijk dacht dat het zinloos was geweest, een mislukking zelfs. Dat jaar bij de EO bijvoorbeeld heb ik alleen maar geleerd dat televisie mijn medium niet is - al zat ik ook toen in de rouw: mijn vader was net overleden, dan moet je niet aan een nieuwe baan beginnen. Zo’n ervaring van falen is ingewikkeld, vooral als je een stap biddend hebt gezet. Ik ging naar het waterschap in de overtuiging dat het voor mijn gezin goed was om rustig aan te doen - en vervolgens leek het een dwaalweg. Maar ook zulke ervaringen dragen bij aan wie je nu bent. Vooral als werkgever heeft het me gevormd.”
Hoe ziet uw dagelijkse werk er nu uit?
“Ik zet lijnen van de organisatie uit, probeer de goede mensen de goede dingen te laten doen, stem zaken af met de uitgever en de toezichthouders van het bedrijf, en ook journalistiek inhoudelijk ben ik betrokken. Ook ben je als hoofdredacteur een beetje het gezicht van de krant naar buiten. Dus gemiddeld eens per twee weken zit ik in een radioprogramma, per week schrijf ik minimaal twee commentaren, en soms hol ik van redactieoverleg naar redactieoverleg.”
Hoe zit het met de visie van het ND voor de toekomst?
“We functioneren in een beroepsveld, de media, dat zó in beweging is dat een visie voor de langere termijn lastig is. Je moet rekening houden met enerzijds ontwikkelingen binnen de journalistiek: het leesgedrag verandert van papier naar digitaal, en dat heeft voordelen, maar op internet zijn mensen minder gewend en bereid om te betalen voor nieuws. Terwijl journalistiek een duur product is; je werkt met hoogopgeleide mensen. En anderzijds moeten wij bij visievorming rekening houden met de veranderingen binnen onze doelgroep, christelijk Nederland.”
"Het fenomeen fake news kan een zegen zijn voor de journalistiek."
Wat vindt u van de ontwikkeling rondom ‘fake news’?
“Dat fenomeen kán een zegen zijn voor de journalistiek. Door alle ruis, onduidelijkheid en vaagheid over uit welke bron informatie komt en wat waarheid is, is de journalistiek misschien wel relevanter dan ooit, als beroep dat aan waarheidsvinding probeert te doen. In de jaren ‘70 en ‘80 is er in het proces van professionalisering van de journalistiek ook zelfoverschatting opgetreden: men had het over ‘objectieve journalistiek’, alsof je kunt schrijven zoals een camera beelden registreert. De noodzaak om eerlijk te zijn over jouw perspectief is alleen maar toegenomen in deze tijd. Als christelijke krant, als christelijke journalisten hebben we helemaal niet de pretentie dat we objectief zouden kunnen zijn. Wij geven eerlijk toe dat we bepaalde keuzes maken ('moeten we die man een podium geven?'), interesses hebben en normen hanteren vanuit onze christelijke geloofsovertuiging.
Maak hier kennis met Sjirk Kuijpers.
Wat voegt een krant lezen toe als christen op je werk?
“Door de krant te lezen spiegel je jouw werkelijkheid aan die van anderen. Niet iedereen heeft zoveel werkgevers gehad als ik - er zijn collega’s die hun hele loopbaan bij het ND hebben gewerkt. Door te lezen over andere organisaties, verbreed je toch je blik. Dat voorkomt bedrijfsblindheid.
Is het belangrijker om bij de Bijbel de krant te lezen of bij de krant de Bijbel te lezen?
“We maken wel eens het grapje: ‘Lees je krantje, bid elke dag’. Ik vind dat je in ieder geval moet bidden bij de krant. De krant biedt altijd inspiratie om noden aan God voor te leggen, of om te danken. Maar als ik stel dat ons vak geprofessionaliseerd is, bedoel ik ook dat wij als krantenmakers nadrukkelijk geen dominees, leraren, evangelisten of politici zijn. Wij zijn journalisten - maar ook voor dat vak vinden we inspiratie in de Bijbel. Wat ik daarin bijvoorbeeld zo mooi vind, is de eerlijkheid waarmee beschreven wordt wat er misgaat bij de mensen, ook bij Gods volk. Er wordt onverhuld beschreven hoe dienaren van de Heer ontzettend uit de bocht vliegen, hoe gelovige leiders perverteren door de macht. Soms krijgen we het verwijt: waarom moet dat verhaal over die afgezette dominee in de krant? Ja, soms moet zo’n verhaal in de krant, misschien wel als waarschuwing voor zijn andere collega’s. Zij moeten weten dat ook zij gecontroleerd worden, niet alleen door de Allerhoogste.”