Waarom hebben Nederlanders geen vrij op 1 mei?
Op 1 mei, de internationale Dag van de Arbeid, hebben de meeste Europeanen vrij. Nederlanders niet; het gaat hier zo lang al zo goed.
Verschillende Europese landen, waaronder Nederland, ‘vieren’ de eerste internationale Dag van de Arbeid op 1 mei 1890. Een jaar eerder hebben 380 afgevaardigden van vakbonden en arbeidersorganisaties uit 24 landen –waaronder weer Nederland– tijdens het Internationaal Arbeiders Congres (de ”Tweede Internationale”) besloten om de eerste meidag van 1890 te bombarderen tot een protestdag voor arbeiders over de hele wereld.
De voornaamste eis: de achturige werkdag. In die tijd zwoegen arbeiders niet zelden vijftien uur per dag voor een schamel loon. In de Verenigde Staten uitte de onvrede hierover zich al eerder. Op 1 mei 1886 kreeg de Amerikaanse vakbeweging een half miljoen mensen op de been om in Chicago te demonstreren voor de achturige werkdag. Sindsdien voeren arbeiders in de VS elk jaar actie op
1 mei. De Tweede Internationale kiest daarom ook voor 1 mei waarop de Europese protesten moeten gaan plaatsvinden.
Knokpartijen
Zo gaan op 1 mei 1890 honderdduizenden socialistische arbeiders in Europa de straat op om te demonstreren voor een achturige werkdag. In Frankrijk, Spanje en Italië ontaardt deze ”internationale strijddag voor het proletariaat” letterlijk in knokpartijen: in meerdere steden gaan demonstranten en de politie met elkaar op de vuist. Alleen in de VS krijgen sommige arbeiders een kortere werkdag, maar in Europa richten de protesten nauwelijks wat uit.
In 1891 besluit de Tweede Internationale daarom dat arbeiders voortaan ieder jaar op 1 mei moeten gaan demonstreren om hun eis kracht bij te zetten. Pas na de Eerste Wereldoorlog gaan de meeste geïndustrialiseerde landen over op de achturige werkdag. Nederland voert die in 1918 in.
De macht en invloed van de arbeidersbeweging groeit en de Dag van de Arbeid blijft in de decennia die volgen onverminderd populair. Arbeiders voeren die dag jaarlijks actie voor sociale wetten die hun positie en werkomstandigheden moeten verbeteren.
Rooms sausje
Paus Pius XII bekijkt deze ontwikkeling met argusogen. Beducht als hij is voor het oprukkende communisme, neemt hij een draconische maatregel: op 30 juni 1950 is iedere rooms-katholiek die lid is van een communistische club, plots geen kerklid meer.
De kerkvorst weet maar wat goed dat hij niet bij machte is om de internationale 1 Mei-viering eveneens in de ban te doen. Dus besluit hij een rooms sausje over de eerste dag van de meimaand te gieten: in 1955 wijdt hij deze dag aan Sint-Jozef de arbeider.
Pius XII ziet de man van Maria en pleegvader van Jezus –vanwege zijn verdiensten als timmerman– als de ideale beschermheilige van het proletariaat. Hiermee verkrijgt arbeid een min of meer heilige status. Daarbij zien rooms-katholieke vakorganisaties –die zich niet beroepen op het communisme maar op de sociale leer van de kerk van Rome– deze actie van de paus als een steuntje in de rug in hun strijd voor sociale wetgeving.
„Pius probeerde 1 mei min of meer te kapen, maar zijn actie heeft weinig uitgericht”, stelt Jan Schreuders, interim-bestuurder bij de Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU). „In veel landen, ook waar de bevolking overwegend rooms-katholiek is, werd de Dag van de Arbeid al decennialang gevierd.”
Nederland is één van de weinige landen, zeker binnen Europa, waar 1 mei geen officiële feestdag is (zie graphic ”Nederland en Denemarken buitenbeentjes in de EU”). Volgens vakbond FNV komt dat deels doordat de Nederlander rond 1 mei al vrij was tijdens de paas- en pinksterdagen. Daarbij viel ook Koninginnedag voorheen nog eens op 30 april.
Kinderwetje
Schreuders sluit niet uit dat de Dag van de Arbeid nooit echt van de grond is gekomen vanwege het protestants-monarchistische karakter van Nederland, maar ziet dit zeker niet als de belangrijkste verklaring. „De noodzaak om op te komen voor sociale wetgeving werd in Nederland simpelweg niet zo massaal gevoeld als in andere landen.”
Volgens Schreuders komt dat met name doordat de Nederlandse politiek vroeg oog had voor de positie van arbeiders. Zo verbood het befaamde Kinderwetje van Van Houten al in 1874 arbeid van kinderen jonger dan twaalf jaar. „In vergelijking met omliggende landen was Nederland er vroeg bij. Daardoor liepen de spanningen tussen werkgevers en arbeiders hier niet zo snel op.”
Het Nederlandse poldermodel biedt ook een verklaring. Nederlanders gaan liever met elkaar in overleg, voordat ze de barricades opgaan. Schreuders: „Door dat polderen was in de jaren vijftig van de vorige eeuw al veel bereikt, zoals het doorbetaald krijgen van loon bij ziekte en tijdens de vakantie. Naarmate de jaren verstreken, werd het steeds onlogischer om de Dag van de Arbeid nog te verheffen tot een nationale feestdag.”
Overigens, in het Caraïbische deel van Nederland geldt 1 mei wel als een officiële feestdag: landgenoten op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zitten op de Dag van de Arbeid dan ook lekker in het zonnetje, waarschijnlijk.