Waarom werk ik?
Zelfontplooiing, dat is wat vaak centraal staat. Immers, we hebben talenten gekregen. En die mogen en moeten we gebruiken. Anderen werken om geld te verdienen of om iets nuttigs te doen. Mooie, begrijpelijke redenen. Maar bij deze motieven lijkt het alleen maar om onszelf te draaien. Mijn talent. Mijn geld. Mijn tijd.
Vanuit de Bijbel zien we een hele andere lijn. Een lijn waarbij het niet om onszelf gaat, maar om de ander. Het Huwelijksformulier noemt drie dingen, niet toevallig in deze volgorde:
- Tot eer van God
- Tot heil van onze naaste
- Om te zorgen voor ons eigen levensonderhoud.
Hier draait het dus niet vooral om onszelf. Arbeid moet zich richten op God en onze medemens. Pas daarna komen we zelf aan bod.
In de economische visie van Calvijn stonden zorg en solidariteit centraal. Hij had daarbij een gulden regel: ‘Gelijk gij wilt dat u de mensen doen, doet gij hun evenzo”. Uiteindelijk moet de hele economie wat Calvijn betreft vooral dienstbaar zijn aan het leven en aan de eerste levensbehoeften van allen.
Daarom werken we dus. Om dienstbaar te kunnen zijn.
Wat is werk?
Een ander misverstand zit hem in de vraag wat we verstaan onder werk. Bij werk denken we vaak alleen aan het kantoor, de fabriek, het magazijn, het land. Kortom, betaald werk buitenshuis. Ook daarin geeft de Bijbel een andere lijn aan.
In Genesis 1 en 2 geeft God de opdracht om te werken niet aan Adam alleen maar aan het gezin als geheel. Gezin en arbeid hangen nauw samen en staan hier als één opdracht voor de mens, voor mannen en vrouwen. Allebei zijn ze geplaatst in de Hof van Eden om “die te bouwen en bewaren”.
Het gaat dus helemaal niet alleen over betaald werk maar ook over werk in het gezin, werk in de kerk of vrijwilligerswerk.
Sinds de zondeval in Genesis 3 beschouwt de mens zijn arbeid niet meer als gave en opdracht van God. De mens heeft toen de hele orde van de schepping afgeworpen. Door de zondeval kwam arbeid in een ander daglicht te staan. Sindsdien werken we niet meer tot eer van God maar jagen we eigen behoeften na. Juist een christen op het werk moet zich afvragen wat hem of haar drijft. Waar gaat ons hart naar uit. Waar werken we voor?
In het huwelijksformulier staat dat we getrouw en naarstig moeten arbeiden in ons goddelijk beroep. Ons beroep is dus een beroep dat ons door God wordt opgelegd. Als rentmeesters zijn we gesteld over de schepping. In ons werken mogen we dienstbaar zijn aan onze medemens. Ons werk richt zich op het onderhouden van de schepping, van onze medemens en van onszelf. In die volgorde. Tot eer van God en tot heil van onze naaste.